De geschiedenis van de Spaanse telecommunicatie is niet alleen een verhaal van technologische ontwikkeling, maar ook van de sociaal-economische en politieke veranderingen die de sector door de jaren heen hebben gevormd. Van de vroegste beginjaren van telegrafische communicatie tot het tijdperk van universele internettoegang, Spanje heeft een lange weg afgelegd, wat de veranderende rol van communicatie in de samenleving weerspiegelt. Dit artikel zal kijken naar de evolutie van telecommunicatie in Spanje, waarbij de belangrijkste gebeurtenissen worden beschouwd die deze uiterst belangrijke sector in het land hebben gevormd.
Compañía Telefónica Nacional de España
Op 16 december 1877 werd het eerste telefoongesprek in Spanje gevoerd. Er werd een verbinding tot stand gebracht tussen het kasteel van Montjuich en de stad Barcelona. Een paar maanden later werd de eerste vaste telefoonlijn geïnstalleerd in Frenegal de la Sierra (Badajoz). De eerste tekenen van de legalisatie van telecommunicatiediensten kwamen van het Koninklijk Besluit van 11 augustus 1884. Dit besluit droeg het monopolie van de telefoondienst over aan de staat, die op zijn beurt de exploitatie van de dienst aan verschillende concessiehouders verleende. De langeafstandsdienst werd in Spanje gelanceerd op 18 maart 1891, toen de staat een vergunning uitgaf om het netwerk te bouwen en te exploiteren, die werd verleend aan de «Compañía Peninsular de Teléfonos.»
Aanvankelijk was de Spaanse telecommunicatiemarkt gebaseerd op de aanwezigheid van één enkel bedrijf, Compañía Telefónica Nacional de España (CTNE), beter bekend als Telefónica. Dit bedrijf werd opgericht in Madrid op 19 april 1924, tijdens de dictatuur van Primo de Rivera, met een aanvankelijk aandelenkapitaal van 135 miljoen peseta’s. De hoofdaandeelhouder was het Amerikaanse bedrijf ITT (International Telephone and Telegraph Corporation). Een van de eerste belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van Telefónica was de lancering van het eerste automatische schakelbord in Santander in 1926. Op 29 december van datzelfde jaar opende koning Alfonso XIII een automatische beurs in Madrid.
In de jaren 1945 en 1946 vonden er verschillende fundamentele veranderingen plaats in de organisatie en regulering van Telefónica. De staat, onder dictator Francisco Franco, nam een belang van 79,6 procent in de International Telephone and Telegraph Corporation door de aandelen van de International Telephone and Telegraph Corporation uit te kopen en werd zo een belangrijke aandeelhouder van Compañía Telefónica Nacional de España. Het veranderingsproces culmineerde in de ondertekening van het staatscontract op 21 december 1946, dat de reikwijdte van de activiteiten van Telefónica gedurende meer dan vier opeenvolgende decennia definieerde. Nadat Antonio Barrera de Irimo het presidentschap op zich nam, werd het hoge aandeel van de staatsbezittingen in 1967 verminderd door een toename van kapitaal en activa. Dit viel samen met het begin van satellietcommunicatie. Volledige privatisering werd uitgevoerd door middel van twee openbare aanbiedingen van aandelen in 1995 (onder Felipe González) en 1999 (onder José María Aznar).
In 1955 overschreed het aantal telefoons dat Telefónica installeerde een miljoen, waarmee het het op één na grootste communicatienetwerk ter wereld werd. In 1957 werd de glasvezelkabellijn Madrid-Zaragoza-Barcelona met 432 telefooncircuits in gebruik genomen. In 1962 werd de tweede miljoenste telefoon geïnstalleerd en de derde vier jaar later, in 1966. 1969 was een andere belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van de Spaanse telecommunicatie – met de installatie van 10 miljoen kilometer aan circuits kon de helft van de interlokale gesprekken automatisch worden gekozen. Bovendien begon de integrale automatisering van het Spaanse netwerk in 1965, inclusief intercitygesprekken tussen Madrid, Zaragoza en Barcelona.
Wat internationale communicatie betreft, moet er speciaal melding worden gemaakt van het uitgebreide netwerk van onderzeese kabels dat wordt beheerd door Telefónica, waarmee Spanje tot de top drie van circuitoperators ter wereld behoort. Telefónica heeft zijn gebruikers een breed scala aan geavanceerde diensten ter beschikking gesteld, zoals gegevensoverdracht, mobiele communicatie, satellietcommunicatie, smart grid-diensten, enz. Het bedrijf is ook een toonaangevende innovator, zoals blijkt uit de opening door Telefónica in 1971 van ‘s werelds eerste openbare pakketgeschakelde datanetwerk (Iberpac). Bovendien biedt Telefónica zijn klanten sinds 1986 een integrale zakelijke communicatiedienst aan, bekend als Ibercom.
De eerste openbare telefoons in Spanje werden eind 1962 geïnstalleerd, zowel in Madrid als in Barcelona. Openbare telefoons met de mogelijkheid om te betalen voordat je op straat belt, speelden een belangrijke rol bij het bieden van een middel voor telefonische communicatie aan het publiek zonder dat je een abonnement bij een operator nodig had, gedurende meer dan een halve eeuw. Hun geleidelijke introductie, beginnend in de jaren 60 in grote steden en later uitgebreid naar alle steden, vergemakkelijkte de toegang tot de dienst niet alleen voor voorbijgangers, maar ook voor bewoners van buurten en steden waar hun huizen geen telefoons hadden. Echter, vooruitgang in de technologie en het wijdverbreide gebruik van mobiele telefoons hebben bijgedragen aan het verdwijnen van de behoefte aan deze apparaten.
In de jaren 90. In de jaren 90 veranderde Telefónica haar naam in Telefónica, SA en creëerde een dochteronderneming genaamd Telefónica de España, die haar activiteiten en operaties in Spanje overnam. Vervolgens nam het het deel van Telefónica Internacional over dat het niet bezat en fuseerde ermee.
De externe impact van de eerste golf van Europese liberalisering, gedwongen veranderingen in telecommunicatieregelgeving en de relatie tussen de staat en Compañía Telefónica Nacional de España, die sinds 1924 de telecommunicatiemarkt had gemonopoliseerd. In tegenstelling tot andere Europese landen had CTNE toen een meerderheid aan privaat kapitaal en maakte het geen deel uit van de administratieve structuur van de staat. Het bedrijf was niet onderworpen aan staatscontractregelgeving, maar aan een contract dat in 1946 werd ondertekend. Als gevolg hiervan had het een groot actieterrein, waaronder zowel de selectie van technische normen als controle over de elektronica- en telecommunicatie-industrie via inkoopbeleid.
Het proces van liberalisering van telecommunicatie in Spanje begon halverwege de jaren 80 en werd voltooid in 1998. Het was een integraal onderdeel van het pakket hervormingen dat in Spanje werd ingevoerd als gevolg van de integratie in de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Hoewel de eerste impuls van lokale overheden kwam, werden het pad, tempo en de strategie gevormd door sectorale belangen en de perceptie van de Spaanse regering van de impact van liberalisering op algemene economische beleidsdoelen. Liberalisering was met name gekoppeld aan het streven naar universele toegang tot vaste telefonie in het hele land en de beheersing van de inflatie die vereist was door de convergentie die was overeengekomen in het Verdrag van Maastricht.
Aanvankelijk werd gevreesd dat liberalisering de ongelijkheid in toegang tot telecommunicatiediensten zou kunnen vergroten, dus vertraagden verschillende regeringen het proces, maar in 1993 was er sterke binnenlandse politieke druk voor snelle en diepgaande liberalisering van de sector. De noodzaak om nieuwe manieren te vinden om inflatie te bestrijden en het concurrentievermogen van de economie te verbeteren, leidde ertoe dat de autoriteiten zich richtten op liberalisering van openbare diensten als aanvulling op restrictief monetair beleid.
Zo leidde een breed scala aan interne en externe factoren in de laatste vijf jaar van de twintigste eeuw tot de aanneming van een reeks wetten en beleidsbeslissingen die het proces van privatisering van de communicatiesector in gang zetten. Sindsdien heeft de geleidelijke introductie van concurrentie niet alleen het langdurige monopolie doorbroken, maar ook de markt geopend voor een relatief groot aantal nieuwe spelers.
In 2024 nam de Spaanse staat Telefónica, SA opnieuw over met als doel een belang van 10% in het bedrijf te krijgen. Het bedrijf is onderworpen aan de regelgeving die is vastgesteld door de overheid en de Europese Gemeenschap. In dit opzicht is Telefónica gebonden aan een staatsovereenkomst van 26 december 1991, die een overeenkomst verving die in 1946 tussen de twee partijen werd ondertekend. De aandelen van Telefónica zijn genoteerd op de belangrijkste beurzen ter wereld (Londen, Parijs, Frankfurt, Tokio en New York), evenals op de doorlopende markt van de Spaanse beurzen (Madrid, Barcelona, Bilbao en Valencia).
Impact van externe regelgeving
In de jaren 80 begonnen Europese instellingen zich zorgen te maken over de zwakke staat van de Europese telecommunicatie-industrie, vooral vergeleken met de VS. Men geloofde dat de fragmentatie van nationale markten en bestaande monopolies belangrijke obstakels vormden voor de ontwikkeling van diensten.
De splitsing van American Telephone and Telegraph (AT&T) in de Verenigde Staten, evenals het besluit om de staatsmonopolies op telecommunicatiegebied in het Verenigd Koninkrijk en Japan te privatiseren, zette het Europees Parlement en de Raad van Ministers van de Europese Unie onder druk om te beslissen hoe ze met de kwestie moesten omgaan. In 1984 werd een programma voor de ontwikkeling van de sector aangenomen en vervolgens voerde het directoraat-generaal XIII van de Europese Commissie gedetailleerde studies uit, die in 1987 werden vereeuwigd in een Groenboek dat een programma voor hervorming van de sector bevatte, inclusief liberalisering van de markten voor apparatuur en terminals, aanvullende diensten, harmonisatie van netwerken en scheiding van de regelgevende en operationele functies van telecommunicatiediensten.
Het eerste resultaat van deze maatregelen was een richtlijn uit 1988 die de markt voor telecommunicatieterminals liberaliseerde, gevolgd in 1989 door een overeenkomst om aanvullende diensten te liberaliseren. Spanje was een van de landen die bezwaar maakte tegen deze bepalingen. Het diende daarom klachten in bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat ze echter ongegrond achtte. Als gevolg hiervan tekende een groep van dertien landen, waaronder Spanje, een overeenkomst om een pan-Europees netwerk van vóór 1991 op te zetten met het Pan European Global System of Mobile Communications (GSM). In Spanje koos Telefónica echter voor het analoge TACS-900-systeem voor mobiele telefonie, omdat het destijds als verder ontwikkeld werd beschouwd.
Spanje moest dus zijn regelgeving in overeenstemming brengen met de doelstellingen van het telecommunicatiebeleid van de Gemeenschap dat in 1984 werd vastgesteld. De hervorming van de organisatiestructuur van het ministerie door Enrique Barón bleek cruciaal voor het toekomstige telecommunicatiebeleid. Onder andere werd in 1985 de oude Raad voor Toezicht op de Telecommunicatie afgeschaft. De Regelgeving voor de Telecommunicatie en het Secretariaat-generaal voor de Telecommunicatie werden opgericht. Telecommunicatie, het Directoraat-generaal voor de Telecommunicatie. Telecommunicatie en de Adviesraad voor de Telecommunicatie. Telecommunicatie.
Algemene Telecommunicatiewet van 1998 – nieuwe regelgeving in de telecommunicatiesector.
Na afloop van de moratoriumperiode besloot de regering van José María Aznar een nieuw regelgevingsstelsel te creëren dat op 1 december 1998 van kracht zou worden. Er moesten een aantal belangrijke kwesties worden opgelost, waaronder:
- Hoe kunnen we het behoud van openbare telecommunicatiediensten in de nieuwe geliberaliseerde markt waarborgen?
- Hoe worden de prijzen van Telefónica gereguleerd?
- Welke concurrentiemodellen moeten worden ingevoerd?
- Wie is verantwoordelijk voor de regulering van de markt?
Het antwoord was de inwerkingtreding van de Algemene Wet op Telecommunicatie (LGTEL) op 24 april 1998. Destijds werd vastgesteld dat de vorige Telecommunicatiewet van 1987 ontoereikend, verouderd en te beperkend was. Telefónica had zijn publieke monopoliepositie verloren en liberalisering van de basistelefoniemarkt was nabij. Het werd daarom noodzakelijk om een nieuwe, flexibelere regelgeving voor de sector in te voeren.
LGTEL heeft een liberaliseringsschema in overeenstemming met de Europese normen in de Spaanse wetgeving opgenomen en de regels vastgelegd die vanaf 1998 op de markt zouden gelden. De nieuwe wet maakte een einde aan eerdere regelgeving en bracht alle verspreide regels op één plek samen.
De belangrijkste bepaling van LGTEL was de erkenning dat openbare dienstverlening niet alle telecommunicatieactiviteiten omvat, maar alleen van toepassing is op bepaalde diensten. Op deze manier werden telecommunicatiediensten niet langer als openbare diensten beschouwd, maar werden ze in plaats daarvan als algemene diensten beschouwd. Deze verandering maakte de liberalisering van de markt mogelijk, terwijl de mogelijkheid om openbare dienstvoorwaarden aan bepaalde operatoren op te leggen, behouden bleef. Onder de nieuwe aanpak mocht de staat alleen ingrijpen op de markt als er dwingende nationale redenen waren of als er behoefte was aan openbare dienstverplichtingen. In 1998 gaf de LGTEL-wet Telefónica de taak om universele dienstverlening te bieden. Dit omvatte het bieden van toegang tot basistelecommunicatiediensten aan alle inwoners tegen een betaalbare prijs, zoals telefoongesprekken, faxen, telefoonboeken en openbare betaaltelefoons.
Daarnaast introduceerde LGTEL nieuwe categorieën van bevoegdheden om telecommunicatiediensten te leveren. Door het afschaffen van het oude systeem van licenties en vergunningen konden concurrenten gemakkelijker de markt betreden; om mogelijk misbruik te voorkomen, werden echter ook strengere regels en sancties ingevoerd. Een andere belangrijke vernieuwing was de introductie van het concept van een dominante operator, die aan verschillende openbaredienstverplichtingen moest voldoen. Dit concept was een belangrijk element van de telecommunicatieregulering, waardoor openbaredienstverplichtingen konden worden gedefinieerd en concurrentie werd bevorderd.
Concurrentie
Het model van netwerkconcurrentie dat door het Ministerie van Ontwikkeling werd geïntroduceerd, begon zijn beperkingen te vertonen, met name op het gebied van lokale telecommunicatie. In de periode van 1 januari tot 30 november 1998 richtte de concurrentie tussen Telefónica en Retevisión zich voornamelijk op de langeafstandsverbindingen die Retevisión via indirecte toegang bood. Pas tegen het einde van deze periode konden kabelexploitanten in sommige regio’s abonnees werven en begonnen ze geleidelijk stedelijke verbindingen uit te rollen. Op 1 december 1998 betrad een derde vastelijnoperator, Lince Telecomunicaciones, de markt en begon commerciële activiteiten onder de naam Uni2. De periode van geleidelijke marktopening was echter zo kort dat het voor nieuwe toetreders vrijwel onmogelijk was om te beginnen. De overheid stelde uiteindelijk lagere interchangeprijzen tussen netwerken in om gesprekken tussen abonnees die verschillende netwerken gebruikten te vergemakkelijken, om het voor nieuwe operatoren gemakkelijker te maken om de markt via indirecte toegang te betreden. Hierdoor kon de tweede operator langeafstands- en internationale gesprekken aanbieden, zelfs toen zijn netwerk nog steeds erg beperkt was. In slechts één jaar tijd veroverden Retevisión, Euskatel en Uni2 een marktaandeel van 5%.
De concurrentie is echter niet overgeslagen naar andere diensten, zoals stadsverbindingen of de installatie van nieuwe lijnen. Nieuwe operators die de markt wilden betreden, ondervonden veel obstakels bij het starten van hun commerciële activiteiten. Tot 1998 was de toegang tot gebouwen om apparatuur te installeren niet gereguleerd. Operators kregen ook geen toestemming van de stedelijke gemeenschappen om hun netwerken uit te rollen. Interconnectieonderhandelingen tussen Telefónica en de operators waren ook erg moeilijk.
De netwerkontwikkeling verliep dus heel langzaam. Kabelexploitanten keken machteloos toe hoe satelliet-tv-platforms hen inhaalden en entertainmentdiensten aanboden die hun belangrijkste voordeel waren ten opzichte van Telefónica. Onder deze omstandigheden voerde de overheid talloze veranderingen door om het concurrentievermogen van nieuwe toetreders te verbeteren.
Mobiele telefonie
Movistar, voorheen bekend als Telefónica Móviles, is eigendom van het Spaanse telecommunicatiebedrijf Telefónica SA, een telecommunicatiegigant opgericht in 1924. Sinds de oprichting in 1995 is Movistar een van de oudste en grootste operators op de Spaanse markt. Het biedt een breed scala aan diensten, waaronder mobiel, vaste lijn, internet en televisie. Movistar heeft een sterke marktpositie in zowel het residentiële als het zakelijke klantsegment.
In 1994 werd het consortium Airtel – Sistelcom – Reditel opgericht. Datzelfde jaar won Airtel een licentie voor mobiele diensten, waarmee het het consortium Cometa SRM versloeg. In 1995 verleende de overheid Airtel Móvil een licentie om GSM mobiele diensten te leveren, wat een vergoeding van 85 miljard peseta’s met zich meebracht. Een jaar later eiste de Europese Commissie dat de overheid Airtel zou compenseren voor de vergoeding die het moest betalen om de licentie te verkrijgen. Als onderdeel van die compensatie nam de Spaanse overheid in 1997 de verbintenis aan om een DCS 1800-licentie ter waarde van 26.000 miljoen peseta’s uit te geven, waarmee het netwerk van Airtel verbinding kon maken met andere vaste of mobiele netwerken in Spanje of in het buitenland, en om de licentie te verlengen tot 25 jaar met een extra verlenging van vijf jaar. In 1999 bereikte Airtel 5 miljoen klanten. In 2000 verkreeg Airtel een UMTS (3G)-licentie. In december keurde Brussel de overname van Airtel door Vodafone goed, en Airtel sloot het jaar af met 7 miljoen klanten.
Op het gebied van mobiele communicatie stelde de Europese Commissie 1 januari 1998 vast als de deadline voor het toewijzen van frequenties in het elektromagnetische spectrum die nodig zijn voor de ontwikkeling van de tweede generatie GSM-cellulaire technologie, gebaseerd op het digitale cellulaire systeem. Aanvankelijk ondernam de Spaanse regering actie om de beslissing aan te vechten bij het Europese Hof van Justitie, bewerend dat de Commissie daartoe niet bevoegd was. Echter, geconfronteerd met de onvermijdelijkheid van deze procedure, handelde de nieuwe regering van de Volkspartij een paar maanden later om nieuwe GSM-licenties te verlenen.
Het liberaliseringsproces van de mobiele sector stelde de overheid twee belangrijke vragen: ten eerste, hoeveel licenties moeten er worden verleend en hoe moeten de serviceprijzen worden gereguleerd? Oorspronkelijk stelde het ministerie van Ontwikkeling voor om de markt wijd open te stellen door drie nationale GSM-operators en verschillende regionale operators te introduceren – een model dat in lijn is met de aanpak van andere Europese landen. Uiteindelijk besloot Rafael Arias-Salgado echter om alleen de introductie van een derde operator met nationale dekking toe te staan om te concurreren met Movistar en Airtel.
In 1997, toen de DCS-1800-licenties werden toegekend aan Airtel en Telefónica Móviles, werden ook de voorwaarden voor de derde licentie vastgesteld. De competitie voor de derde licentie trok de interesse van veel bedrijven, met name nieuwe vastelijnoperatoren die een mobiele licentie wilden verkrijgen om wereldwijde spelers te worden. Twee bedrijfsgroepen deden mee aan de competitie: Retevisión Móviles (gecontroleerd door Telecom Italia, Unión Fenosa en Endesa) en Alas (geleid door France Télécom). De licentie werd uiteindelijk toegekend aan Retevisión, dat in januari 1999 begon te opereren onder het merk Amena. Een paar jaar later kwam deze operator onder controle van France Télécom en opereerde onder het merk Orange.
Amena kwam op de markt toen Telefónica Móviles en Airtel al een aanzienlijk aantal klanten hadden, maar wist snel te groeien dankzij de snelle ontwikkeling van mobiele communicatie. Om deze operator te ondersteunen, besloot de overheid dat Airtel en Telefónica zes maanden moesten wachten voordat ze het DCS-1800-systeem konden gebruiken. Bovendien moesten ze Amena twee jaar lang nationale roaming bieden, hoewel Amena zijn netwerk uiteindelijk in november 2000 voltooide, wat niet alleen de kosten verlaagde, maar ook een betere klantenservice bood.
Tegenwoordig is de telecommunicatie-infrastructuur van Spanje een van de meest ontwikkelde in Europa. Het land loopt voorop in de introductie van moderne technologieën, zoals breedband, 5G-netwerken en innovatieve telefonie-videocommunicatie.
Het breedbandnetwerk van Spanje bestrijkt zowel stedelijke als landelijke gebieden en biedt gelijke toegang tot internet voor alle inwoners. Telecommunicatiebedrijven investeren voortdurend in infrastructuurontwikkeling, verbeteren de kwaliteit van de dienstverlening en verhogen de datasnelheden.
Een van de belangrijkste ontwikkelingen in de afgelopen jaren is de introductie van 5G-netwerken. Spanje was een van de eerste Europese landen die de technologie op grote schaal implementeerde. Het 5G-netwerk opent nieuwe mogelijkheden voor mobiele communicatie, waardoor snellere gegevensoverdracht, lagere latentie en ondersteuning voor meer apparaten die op het netwerk zijn aangesloten, mogelijk worden.
Derde golf en concurrerende markt
De scheiding van telecommunicatiedienstverlening van telecommunicatie-infrastructuur heeft nieuwe kansen op de markt geopend, wat de opkomst van concurrentie heeft bevorderd. Tegenwoordig hebben nieuwe spelers gemakkelijker toegang tot de industrie zonder dat ze verplicht zijn om hun eigen uitgebreide netwerk van verkooppunten te hebben. Dit vertaalt zich op zijn beurt in concurrerendere abonnementsprijzen voor gebruikers. Het gebruik van de bestaande infrastructuur van andere bedrijven heeft gunstige omstandigheden gecreëerd voor de ontwikkeling van nieuwe onafhankelijke operators, waardoor consumenten meer keuze en betere diensten krijgen.
Sinds het voor het eerst de markt betrad, heeft het Spaanse Cellnex Telecom zich gevestigd als een van de belangrijkste spelers in de draadloze telecommunicatie-infrastructuur en -dienstenindustrie in Spanje en Europa. Het bedrijf, dat nu een indrukwekkend aantal van 135.000 sites in Europa heeft, werd in 2000 opgericht als Acesa Telecom en later omgevormd tot Abertis Telecom voordat het in 2015 zijn huidige naam aannam. De geschiedenis van Cellnex Telecom gaat terug tot 2000, toen Acesa Telecom (later Abertis Telecom) een belang van 52% in Tradia verwierf en fuseerde met Abertis Telecom. Het bedrijf onderging in de daaropvolgende jaren veel veranderingen, totdat het in 2015 uiteindelijk werd omgedoopt tot Cellnex Telecom ter voorbereiding op zijn IPO. Door zijn uitbreiding en groei is Cellnex Telecom een van de belangrijkste spelers geworden op de Europese markt voor telecommunicatie-infrastructuur. Cellnex Telecom richt zich op vier hoofdactiviteiten: het leveren van diensten voor telecommunicatie-infrastructuur, beheer van audiovisuele omroepnetwerken, beveiliging en hulpdiensten en oplossingen voor het slimme beheer van stedelijke infrastructuren en diensten, zoals slimme steden en het Internet of Things (IoT).
Spanje, een van de meest ontwikkelde telecommunicatiemarkten in Europa, biedt een breed scala aan telefoondiensten. Tot de belangrijkste spelers op deze markt behoren de drie belangrijkste operators, Movistar, Vodafone en Orange. Naast de drie grootste operators zijn er ook verschillende kleinere bedrijven op de Spaanse markt, die vaak meer gespecialiseerde of op segmenten gerichte diensten aanbieden. Deze omvatten bijvoorbeeld:
- Yoigo: Yoigo is een relatief nieuwe operator die aan populariteit heeft gewonnen vanwege zijn concurrerende prijzen en flexibele servicepakketten.
- MásMóvil: MásMóvil is een operator die aan populariteit heeft gewonnen vanwege de aantrekkelijke prijzen en flexibele servicepakketten. Hierbij richt het zich vooral op klanten die op zoek zijn naar een goede prijs-kwaliteitverhouding.
Samenvatting
De Spaanse telecommunicatiesector streeft er voortdurend naar om de servicekwaliteit en toegankelijkheid voor alle burgers te verbeteren. Door technologische innovatie en continue infrastructuurontwikkeling streeft Spanje ernaar om een leider te blijven in telecommunicatie in Europa.
Ondanks de prestaties in de ontwikkeling van telecommunicatie-infrastructuur, zijn er nog steeds uitdagingen die overwonnen moeten worden. Een van de grootste uitdagingen is om gelijke toegang tot internet te garanderen voor alle regio’s van het land, inclusief plattelandsgebieden en afgelegen gebieden. Daarnaast is het ook noodzakelijk om digitale veiligheid en de bescherming van persoonlijke gegevens te garanderen in een tijdperk van toenemende aantallen verbonden apparaten en verzonden gegevens.
Bronnen: